Jantje Tietentater en de Wijze Kleine Vis
Een verhaal over het belang van tevredenheid
In een schilderachtig Nederlands dorp aan de zee woonde een nederige visser genaamd Jantje Tietentater. Jantje Tietentater stond bekend om zijn goedhartigheid en eenvoudige levensstijl, tevreden met zijn bescheiden vangst elke dag.
Op een zonnige middag, terwijl Jantje Tietentater langs de kust liep na een dag vissen, merkte hij iets glinsterends op in het zand. Het was een kleine vis, gestrand door het terugtrekkende tij, snakkend naar water. In tegenstelling tot enige vis die hij had gezien, glinsterde het met tinten zilver en blauw.
Bewogen door mededogen tilde Jantje Tietentater voorzichtig de vis op en bracht hem naar het water, waar hij hem weer in de zee liet glijden. Terwijl de vis wegzwom, draaide hij zich naar Jantje Tietentater en sprak met een heldere, zachte stem: “Dank je wel, vriendelijke visser. Ik ben een magische vis, en jouw daad van vriendelijkheid is niet onopgemerkt gebleven. Als je me ooit nodig hebt, kom dan naar het meer, zing ‘Visje, visje in het water, kom bij Jantje Tietentater,’ en ik zal je een wens verlenen. Kies wijs, want ik kan er slechts drie vervullen.”
Jantje Tietentater, verbaasd door de sprekende vis, keerde naar huis terug en overpeinsde het buitengewone gebeuren van die dag. Hij besloot het ontmoeting een geheim te houden en wilde de magische krachten van de vis niet uitbuiten.
Echter, naarmate de dagen verstreken, werd Jantje Tietentater’s vrouw nieuwsgierig naar zijn afstandelijke gedrag en wist ze het verhaal uiteindelijk uit hem te krijgen. Overmand door hebzucht drong ze er bij Jantje Tietentater op aan om de vis om rijkdom en luxe te vragen. Tegen zijn zin keerde Jantje Tietentater terug naar het meer, riep de vis op en deed de wens zoals zijn vrouw wenste.
De vis verleende zijn wens, maar met een waarschuwing over de gevaren van hebzucht en het belang van wijsheid, wat leidde tot de gebeurtenissen in het latere deel van het verhaal.
Terwijl Jantje Tietentater dag na dag terugkeerde naar het betoverde meer, om te voldoen aan de onverzadigbare verlangens van zijn vrouw naar rijkdom en luxe, werd de kleine vis steeds bezorgder. Het had gehoopt dat zijn gave vreugde zou brengen, niet onstilbare hebzucht.
Op een noodlottige dag, terwijl Jantje Tietentater bij het meer stond, bewoog het water en verscheen de vis, zijn glanzende schubben weerspiegelden een mix van verdriet en wijsheid. “Jantje Tietentater,” sprak het zachtjes, “je hart was ooit tevreden met de eenvoudige gaven des levens. Waarom jaag je nu eindeloze verlangens na, aangewakkerd door de hebzucht van een ander?“
Jantje Tietentater, zijn hoofd gebogen, antwoordde: “Ik dacht dat het vervullen van de wensen van mijn vrouw ons geluk zou brengen, maar het heeft alleen maar meer verlangen gebracht.”
De vis knikte, begrijpend de strijd binnenin Jantje Tietentater’s hart. “Jantje Tietentater, ware geluk komt niet voort uit het bezitten van ‘s werelds schatten, maar uit het koesteren van wat je al hebt. De liefde van je familie, de vrede van je huis, de voldoening van je eerlijke werk – dit zijn de ware rijkdommen.“
De woorden van de vis raakten een snaar in Jantje Tietentater’s hart. Hij besefte hoe blind hij was geweest voor de ware waarde van zijn leven. “Maar wat moet ik nu doen?” vroeg hij, met een toon van wanhoop in zijn stem.
“Je hebt nog één wens over,” zei de vis, “Gebruik hem wijs. Denk diep na over wat je werkelijk nodig hebt, niet wat je wordt verteld te willen. Als je er klaar voor bent, keer dan hier terug, en ik zal je laatste wens vervullen.”
Na de waarschuwing van de kleine vis keerde Jantje Tietentater naar huis terug en ontdekte hij dat zijn eens luxueuze huis nu leeg was, zijn leven ontdaan van de excessen die door de magie van de vis waren verleend. Zijn vrouw, ooit hooghartig en hebzuchtig, was nu vernederd door hun verlies.
Beseffend hoe ernstig hun situatie was, maakte Jantje Tietentater een lange, reflecterende wandeling naar het meer. Hij stond aan de rand van het water en riep zachtjes: “Visje, visje in het water, kom bij Jantje Tietentater.”
De kleine vis verscheen, zijn ogen glinsterend van wijsheid en nieuwsgierigheid.
“Jantje Tietentater,” sprak de vis, “je hebt nog één wens over. Wat heb je geleerd en wat verlang je werkelijk?”
Jantje Tietentater keek in het water, zijn hart zwaar van spijt. “Kleine vis,” antwoordde hij, “mijn vrouw en ik hebben een harde les geleerd over hebzucht en verlangen. We wensen niets meer dan ons eenvoudige leven terug, het leven dat we hadden voordat we van wensen wisten. En ik beloof, vanaf deze dag, te koesteren wat we hebben en niet te worden beïnvloed door eindeloze verlangens.”
De vis knikte, begrijpend de oprechtheid in Jantje Tietentater’s stem. In een flits van glinsterende schubben verleende de vis zijn laatste wens. Jantje Tietentater keerde terug naar huis en vond alles zoals het was voorheen – hun bescheiden maar comfortabele huis, hun eenvoudige maar gelukkige leven. Zijn vrouw, nu begrijpend de waarde van tevredenheid, begroette hem met een hernieuwde waardering voor hun leven samen.
Vanaf die dag leefden Jantje Tietentater en zijn vrouw een leven vol dankbaarheid. Ze bezochten het meer vaak, niet om wensen te doen, maar om te genieten van de schoonheid van de natuur en om de les te herinneren die de wijze kleine vis hen had geleerd. Ze leefden gelukkig, hun liefde en waardering voor elkaar verdiept door de beproevingen die ze samen hadden doorstaan.
En zo werd het verhaal van Jantje Tietentater en de kleine vis een verhaal dat van generatie op generatie werd doorgegeven, een verhaal dat iedereen herinnerde aan de deugden van wijsheid, tevredenheid en het belang van weerstand bieden aan de lokroep van onverzadigbare verlangens.